Een sloppenwijk met huisjes van steen, maar die stenen waren dan ook de enige luxe. Hokjes dicht op elkaar ter grote van een 2-persoonsmatras. Met een pitje en wat pannen in diezelfde kamer en wat plankjes om spullen op te ruimen. Een hele familie woont er in 1 zo’n kamer. Een van de bewoonsters vertelde dat zij en haar 3 dochters binnen op de grond konden slapen. Voor haar man was er geen plek meer. Hij sliep voor de deur op straat. In de wijk van 2000 mensen is er 1 wc. Water kan op dinsdag gehaald worden voor de hele week.

En ik besefte mij dat ik de mensen in de sloppenwijken onbewust in het hokje gestopt had van „ zielig, minder ontwikkeld en hulpbehoevend”. Ik voelde medelijden en boosheid voor de omstandigheden waarin zij moeten leven en tegelijkertijd maakte ik mijzelf wijs „dat ze niet beter weten en het voor hen wellicht minder erg is”. Maar het zijn allemaal oordelen van iemand die ergens met een afstand naar kijkt. Oordelen van iemand die kijkt naar mensen die zij als anders beschouwt. Oordelen die het makkelijker maken om dat wat je ziet een plekje te kunnen geven.

De vrouwen hebben me heel duidelijk laten ervaren dat de sleutel om de afstand tot de ander te verkleinen ligt in verbinding maken. Als je je opent voor de ander blijkt de scheiding tussen ‚wij’ en ‚zij’ opeens niet meer zo duidelijk. De scheiding tussen hun problemen en mijn problemen vervaagt evenals als de scheiding tussen hun geluk en mijn geluk. Verbinding helpt om tot de essentie te komen De essentie zodat ik kan zijn, zodat jij kan zijn en wij er voor elkaar kunnen zijn.