Toen ik een paar weken geleden voor het eerst kwam, had ik een mooi gesprek met haar. Ze was open, sterk en vol vertrouwen. Spannend vond ze het wel, maar tegelijkertijd voelde ze zich klaar 'om naar huis te gaan'.
Nu een paar weken later, blijkt ze er nog te zijn. Ik schrik even als ik haar zie. Zo dun, haar ogen vol paniek en amper meer in staat te praten.
Het is mijn derde keer in het hospice. Ik loop een aantal keer mee om te onderzoeken of ik iets met ademtherapie of ontspanningsoefeningen kan betekenen voor de patiënten die stervend zijn. Het is lastig om in te schatten wat ik kan doen. De patiënten zullen zelf niet direct aangeven dat ze graag ademtherapie willen; de verpleegkundigen kunnen ook niet echt inschatten voor wie het zou werken en eerlijk gezegd weet ik het zelf ook niet.
Zou ik iets voor deze vrouw kunnen doen? Een stemmetje in mij zegt me dat dat een goed idee zou zijn. Ik verdring het idee echter meteen weer. Deze vrouw heeft haar bezoek helemaal afgezegd, omdat ze alleen wil zijn. Alleen de vaste verpleegsters komen nog bij haar op de kamer. De vrijwilligers blijven buiten als het even kan. Ze wil zo weinig mogelijk onrust, want alles is te veel. Ademtherapie, daar zit ze niet op te wachten en ze lijkt me ook niet meer te herkennen. Waarom zou ik dan iets voor haar kunnen doen?
De dienst van de verpleegster met wie ik meeloop zit erop en de anderen hebben het erg druk. Wat ik het laatste uur nog wil doen? Bedden verschonen of het washok opruimen, spreekt me niet zo aan. Dus opper ik toch heel voorzichtig of ik misschien iets voor die mevrouw kan doen. Ze blijkt een handmassage te willen. Misschien kan ik dat doen?
En zo zit ik aan haar bed, met haar broze hand in mijn handen. Zachtjes en vol aandacht masseer ik haar hand. Al na een minuut komt er een grote glimlach op haar gezicht. Haar lichaam heeft zoveel pijn en kwijnt elke dag door haar ziekte steeds meer weg. Maar de aanraking van datzelfde lichaam geeft haar weer toegang tot de rust die ze niet meer kon vinden. Het komende uur zit ik naast haar, masseer haar handen, praat met haar en ben stil met haar. Aan het einde kijkt ze me glimlachend aan. Zoveel helderder dan een uur ervoor. "God schenkt altijd hulp als je het het hardst nodig hebt" zegt ze. "Dank dat je gekomen bent".
Ja, dit was waar ik moest zijn. Alleen had ik het moment bijna gemist. Omdat ik twijfelde aan het gevoel dat ik iets voor haar kon doen. Omdat ik twijfelde dat ik, zonder enige ervaring in een hospice en zonder dat ze mij hier kennen, diegene zou zijn die zou kunnen helpen. De signalen van God, je intuïtie, je hogere bewustzijn, of hoe je het ook wil noemen, zijn vaak niet zo overheersend. Een wens, een kriebelend gevoel van binnen, een iets versnelde hartslag.... die snel opzij gezet worden door de vele rationele argumenten waarom we het vooral niet moeten doen. Iedereen zou je gelijk geven dat je die gekke ingeving niet gevolgd hebt. Zo zonde.... want je zou op het juiste moment wel eens op de verkeerde plek kunnen zijn en daardoor de magie van het leven missen.
Nu een paar weken later, blijkt ze er nog te zijn. Ik schrik even als ik haar zie. Zo dun, haar ogen vol paniek en amper meer in staat te praten.
Het is mijn derde keer in het hospice. Ik loop een aantal keer mee om te onderzoeken of ik iets met ademtherapie of ontspanningsoefeningen kan betekenen voor de patiënten die stervend zijn. Het is lastig om in te schatten wat ik kan doen. De patiënten zullen zelf niet direct aangeven dat ze graag ademtherapie willen; de verpleegkundigen kunnen ook niet echt inschatten voor wie het zou werken en eerlijk gezegd weet ik het zelf ook niet.
Zou ik iets voor deze vrouw kunnen doen? Een stemmetje in mij zegt me dat dat een goed idee zou zijn. Ik verdring het idee echter meteen weer. Deze vrouw heeft haar bezoek helemaal afgezegd, omdat ze alleen wil zijn. Alleen de vaste verpleegsters komen nog bij haar op de kamer. De vrijwilligers blijven buiten als het even kan. Ze wil zo weinig mogelijk onrust, want alles is te veel. Ademtherapie, daar zit ze niet op te wachten en ze lijkt me ook niet meer te herkennen. Waarom zou ik dan iets voor haar kunnen doen?
De dienst van de verpleegster met wie ik meeloop zit erop en de anderen hebben het erg druk. Wat ik het laatste uur nog wil doen? Bedden verschonen of het washok opruimen, spreekt me niet zo aan. Dus opper ik toch heel voorzichtig of ik misschien iets voor die mevrouw kan doen. Ze blijkt een handmassage te willen. Misschien kan ik dat doen?
En zo zit ik aan haar bed, met haar broze hand in mijn handen. Zachtjes en vol aandacht masseer ik haar hand. Al na een minuut komt er een grote glimlach op haar gezicht. Haar lichaam heeft zoveel pijn en kwijnt elke dag door haar ziekte steeds meer weg. Maar de aanraking van datzelfde lichaam geeft haar weer toegang tot de rust die ze niet meer kon vinden. Het komende uur zit ik naast haar, masseer haar handen, praat met haar en ben stil met haar. Aan het einde kijkt ze me glimlachend aan. Zoveel helderder dan een uur ervoor. "God schenkt altijd hulp als je het het hardst nodig hebt" zegt ze. "Dank dat je gekomen bent".
Ja, dit was waar ik moest zijn. Alleen had ik het moment bijna gemist. Omdat ik twijfelde aan het gevoel dat ik iets voor haar kon doen. Omdat ik twijfelde dat ik, zonder enige ervaring in een hospice en zonder dat ze mij hier kennen, diegene zou zijn die zou kunnen helpen. De signalen van God, je intuïtie, je hogere bewustzijn, of hoe je het ook wil noemen, zijn vaak niet zo overheersend. Een wens, een kriebelend gevoel van binnen, een iets versnelde hartslag.... die snel opzij gezet worden door de vele rationele argumenten waarom we het vooral niet moeten doen. Iedereen zou je gelijk geven dat je die gekke ingeving niet gevolgd hebt. Zo zonde.... want je zou op het juiste moment wel eens op de verkeerde plek kunnen zijn en daardoor de magie van het leven missen.